De eerste Nederlandse koranvertalingen die in druk verschenen zijn slechts indirect op de oorspronkelijke Arabische oertekst gebaseerd en zijn nu slechts van historische betekenis. Wel laten zij zien dat er al vanaf de zeventiende eeuw in Nederland belangstelling was om meer over de islam te leren.
Deze belangstelling werd enerzijds ingegeven door het feit dat de Verenigde Nederlanden, dankzij handels- en diplomatieke betrekkingen, in contact kwam met islamitische culturen in Noord Afrika, het Midden Oosten en in het Verre Oosten. Anderzijds werd de islam wel als een groot gevaar voor Europa gezien grote delen van de Balkan waren in de voorafgaande eeuw door de Osmanen ingelijfd en zelfs de stad Wenen was in 1629 (en opnieuw in 1683) bijna in handen van de Turken gevallen.
De eerste Nederlandse koranvertalingen verschenen in een periode toen, in vergelijking met de meeste omringende landen, er in de Verenigde Nederlanden een grote mate van persvrijheid bestond.
Niet iedereen was echter gelukkig met de ongebreideldheid waarmee Nederlandse drukkers nieuwe en vaak controversiële boeken, pamfletten en prenten op de markt brachten en met name de vertegenwoordigers van de verschillende kerkelijke stromingen in Nederland probeerden meerdere malen om het drukken en verspreiden van geschriften die zij schadelijk voor het Christelijk geloof achtte te laten verbieden.
Zo werd op 6 december 1618, tijdens de 22ste zitting van de Nationale Synode van Dordrecht, door zowel Nederlandse als verschillende buitenlandse waarnemers erop aangedrongen dat passende maatregelen genomen moesten worden zodat de verdere verspreiding van ketterse geschriften zoveel mogelijk werd ingeperkt. Het meest omvattend oordeel tegen de abuizen der drukkerijen kwam van de waarnemers uit Hessen die ondermeer van mening waren:
[...] dat men onderscheid moet maken tusschen lasterlijke en kettersche boeken; gelijk daar zijn de
Turksche Alkoran, Ariaansche, Samosateniaansche, Sociniaansche, Pelagiaansche en dergelijke boeken; en tusschen zoodanige, die wel
dwalingen, maar nochtans niet zulke schadelijke, noch het fondament des Christendoms omstootende, in zich vervatten.
Dat de eerste soort der boeken terstond weggedaan worden, achten wij beide voor de waardigheid van den hoogen Magistraat en het nut der Nederlandsche Kerken betamelijk te zijn. Want niets kan er schier der Christelijke Republiek schandelijker zijn, dan dat men in dezelve toelate de vrijheid van zoodanige openbare lasterlijke en kettersche boeken te drukken en te verkoopen. Nu dit zal onzes bedunken op het gevoeglijkst geschieden, indien men alle exemplaren van zoodanige boeken, die men bij de drukkers en boekverkoopers vinden kan, onderdrukke, en, bij publieke plakkaten, strengelijk verbiede, dat de exemplaren van zoodanige boeken, noch heimelijk, noch openlijk hier en daar gestrooid worden. De tweede soort der boeken meenen wij, dat geleden kan worden, totdat de exemplaren, nu gedrukt, verkocht worden; mits dat men toezie, dat men, nadat ze uitverkocht zijn, niet wederom drukke, zonder vergunning dergenen, wien de censuur der boeken belast zal zijn. |
De Staten-Generaal bleek niet ongevoelig voor dit verzoek te zijn en vaardigde nog op 22 december van hetzelfde jaar een plakkaat uit tegen het importeren, drukken, verkopen of verspreiden van geschriften die de staat of het geloof zouden kunnen ondermijnen. Drukkers en boekverkopers die zich niet aan deze regels hielden riskeerden hoge boetes, het verlies van al hun bezittingen of zelfs verbanning uit de provincie.
Veel invloed hebben deze en de daarop volgende verordeningen echter niet gehad en het drukken en verspreiden van controversiële geschriften ging onverminderd voort.
De eerste Nederlandse koranvertaling werd in 1641 uitgegeven door de boekverkoper Barent Adriaensz Berentsma, die eerder in Leeuwarden (tussen 1609 en 1618), Zeeland (1633, 1635), Franeker (1635) en later in Hoorn (1641), Amsterdam (1642) en opnieuw Zeeland (1643) actief was geweest, en was in zijn geheel gebaseerd op de Duitse vertaling van Salomon Schweigger uit 1616. De identiteit van de Nederlandse vertaler is onbekend.
Het werk bestaat uit een voorreden en drie hoofddelen (Boecken):
Al op de eerste bladzijde, met de titel De Arabische Translateur tot den Leser, wordt de lezer met de volgende woorden gewaarschuwd over de inhoud van het boek:
Hieruyt kont ghy verstaen ende vernemen, wanneer ende van waer haer valsche Prophete Mahometh synen oorspronck ende begin genomen heeft, ende met wat gelegentheyt die selve dit sijn fabelwerck, lacherlicke ende dwaesachtighe leere gedicht ende gevonden heeft: want hier in vindt ghy van alle sijn Droomen, listen ende practijcken, ende alle sijn verleydische menschenvonden. |
Onderstaande tabel geeft een concordantie van de hoofdstukken in deze vertaling met de huidige soera indeling.
Het Tweede Boeck | Het Derde Boeck | ||||||||||||
Capittel | soera | Capittel | soera | Capittel | soera | Capittel | soera | Capittel | soera | ||||
[0] | 1 | I | 19 | XXX | 48 | LX | 77 | LXXXIX | 106 | ||||
I | 2:1-202 | II | 20 | XXXI | 49 | LXI | 78 | XC | 107 | ||||
II | 2:203-252 | III | 21 | XXXII | 50 | LXII | 79 | XCI | 108 | ||||
III | 2:253-286 | IIII | 22 | XXXIII | 51 | LXIII | 80 | XCII | 109 | ||||
IIII | 3:1-91 | V | 23 | XXXIV | 52 | LXIV | 81 | XCIII | 110 | ||||
V | 3:92-171 | VI | 24 | XXXV | 53 | LXV | 82 | XCIV | 111 | ||||
VI | 3:172-200 | VII | 25 | XXXVI | 54 | LXVI | 83 | XCV | 112 | ||||
VII | 4:1-23 | VIII | 26 | XXXVII | 55 | LXVII | 84 | XCVI | 113 | ||||
VIII | 4:24-86 | IX | 27 | XXXVIII | 56 | LXVIII | 85 | XCVII | 114 | ||||
IX | 4:87-147 | X | 28 | XXXIX | 57 | LXIX | 86 | ||||||
X | 4:148-176 | XI | 29 | XL | 58 | LXX | 87 | ||||||
XI | 5:1-81 | XII | 30 | XLII | 59 | LXXI | 88 | ||||||
XII | 5:82-120 | XIII | 31 | XLIII | 60 | LXXII | 89 | ||||||
XIII | 6:1-35 | XIV | 32 | XLIV | 61 | LXXIII | 90 | ||||||
XIV | 6:36-110 | XV | 33 | XLV | 62 | LXXIV | 91 | ||||||
XV | 6:111-165 | XVI | 34 | XLVI | 63 | LXXV | 92 | ||||||
XVI | 7 | XVII | 35 | XLVII | 64 | LXXVI | 93 | ||||||
XVII | 8 | XVIII | 36 | XLVIII | 65 | LXXVII | 94 | ||||||
XVIII | 9 | XIX | 37 | XLIX | 66 | LXXVIII | 95 | ||||||
XIX | 10 | XX | 38 | L | 67 | LXXIX | 96 | ||||||
XX | 11 | XXI | 39 | LI | 68 | LXXX | 97 | ||||||
XXI | 12 | XXII | 40 | LII | 69 | LXXXI | 98 | ||||||
XXII | 13 | XXIII | 41 | LIII | 70 | LXXXII | 99 | ||||||
XXIII | 14 | XXIIII | 42 | LIV | 71 | LXXXIII | 100 | ||||||
XXIIII | 15 | XXV | 43 | LV | 72 | LXXXIV | 101 | ||||||
XXV | 16 | XXVI | 44 | LVI | 73 | LXXXV | 102 | ||||||
XXVI | 17:1-83 | XXVII | 45 | LVII | 74 | LXXXVI | 103 | ||||||
XXVII | 17:84-111 | XXVIII | 46 | LVIII | 75 | LXXXVII | 104 | ||||||
XXI [= XXVIII] | 18 | XXIX | 47 | LIX | 76 | LXXXVIII | 105 |
De woordenlijst aan het einde van de Duitse uitgave werd echter niet vertaald. Elk deel wordt afgesloten met een kort nawoord van de vertaler welk uit de Duitse vertaling werd overgenomen.
Hier is geeyndight het eerste Boeck des Alkorans, t welck by de Sarasijnen ende Turcken seer hoogh gehouden werdt, hoe wel daer niet dan enckel leugenen, eygen gedichtselen ende narrenbootsen in te vinden zijn, als oock allerley mis-geloof, ydelheden, Gods-lasteringen, fabulen ende dromen daer in begrepen werden. | Hier is gheeyndicht het tweede boeck des Alcorans, t welck vol valsche leeringhen ende grouwsame Gods lasteringhen is, teghen den Sone Godts ende den Heylighen Gheest, t welck by de Mahometisten en de Turcken, in een groote weerdigheyt ghehouden werdt. | Hier hebben wy nu uyt het Arabisch getranslateert den rechten Turckschen Alkoran, ofte der Mahometisten Bybel, ende dat tot verdoemenis van dien duyvelschen Propheet, ende vermaledyden Boodschapper Mahomet, ende willen alsoo hier mede dit Boeck besloten hebben. |
Er zijn sterke aanwijzingen dat het werk niet in Hamburg maar in Amsterdam werd gedrukt bij Joost Broersz (1609-1647), een zoon van de bekende Amsterdamse drukker en uitgever Broer Jansz (actief tussen 1603 en 1652).
Ten eerste meldt Broer Jansz in 1642 in zijn half-jaarlijkse boekencatalogus (Catalogus Universalis) dat onlangs Den Turckschen Alkoran door den Propheet Mahomet bij zijn zoon Joost Broersz was verschenen. Ook een vergelijkend typografisch onderzoek van deze koranvertaling met andere werken die rond dezelfde tijd door Broer Jansz waren gedrukt laat zien dat vaak dezelfde gesneden sierinitialen waren gebruikt. Verder zijn er ook enkele exemplaren van deze koranvertaling bekend (onder meer in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en in het Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek in Deventer) die samen in één band zijn gebonden met twee andere islamgerelateerde werken die in 1640 door Broer Jansz waren gedrukt (in beide gevallen betrof het herdrukken van werken die Broer Jansz al eerder in 1627 had uitgegeven):
Er bestaan twee drukken van de eerste Nederlandse koranvertaling met kleine verschillen in de titelpagina en in de gedrukte tekst die, volgens de gegevens op de titelpaginas, in hetzelfde jaar zouden zijn verschenen. Kennelijk was de oplage van de eerste druk snel uitverkocht zodat een tweede druk, waarvan de tekst geheel opnieuw gezet moest worden, noodzakelijk was. Deze drukken kunnen gemakkelijk van elkaar onderscheiden worden door de wijze waarop de Duitse stad Neurenberg op de titelpagina is aangegeven, namelijk Noorenbergh (eerste druk) of Neurenbergh (tweede druk).
De verschillen tussen beide drukken zijn vrij gering en betreffen meestal slechts kleine spellingsverschillen. In het tweede boek zijn hoofdstukken VII en XXVIII abusievelijk als VIII en XXI aangegeven. In het derde boek is (evenals in de eerste druk) het hoofdstuknummer XLI overgeslagen en zijn hoofdstukken VIII, XXIV en LXXXIV abusievelijk als VII, XXIII en LXXXVI aangegeven.
De Nederlandse koranvertaling van Jan Hendriksz Glazemaker (ca. 1620-1682), een Mennoniet die van beroep vertaler was, verscheen in 1657 in Amsterdam bij Jan Rieuwertsz en was gebaseerd op de invloedrijke Franse koranvertaling van de Franse diplomaat-vertaler André Du Ryer (ca. 1598-1672) waarvan de eerste druk in 1647 in Parijs verscheen. Deze Sieur de la Garde Malezair was werkzaam geweest als vice-consul in Alexandrië en Caïro (van 1623 tot 1626) en als vertaler bij een Franse diplomatieke missie in 1623 naar Istanbul.
Hierbij was toegevoegd een beschrijving van Mohammeds wonderbaarlijke hemelreis en een tweede biografie van Mohammed, ontleend uit de Historia Saracenica (1625) van de Leidse arabist Thomas Erpenius (1584-1624), een Latijnse vertaling van de wereldgeschiedenis (al-Majmū al-Mubārak) van de Koptische historicus Jirjis ibn al-Amīd al-Makīn (1205-1273).
Verder maakte Du Ryer gebruik van de korancommentaar van Abd Allāh ibn Umar ibn Muhammad ibn Alī Abul-Khayr Nāsir al-Dīn al-Baydāwī (stierf omstreeks 1286) en de Tafsīr al-Jalālayn (De Korancommentaar van de Twee Jalāls) van Jalāl al-Dīn Muhammad ibn Ahmad al-Mahallī (stierf in 1459) en zijn leerling Abu l-Fadl Abd al-Rahmān Abī Bakr ibn Muhammad Jalāl al-Dīn al-Khudayrī al-Suyūtī (1445-1505).
Daar de nummering van de soeras (hoofddelen) in Du Ryers koranvertaling pas bij soerat al-baqara (De Koe, nr. 2 in de huidige telling) aanvangt, zijn er maar 113 hoofdstukken.
Een onveranderde herdruk verscheen in 1658 bij dezelfde uitgever [STCN link].
Een tweede editie, met een nieuwe titelplaat en verluchtigd met zes koperplaten van Casper Luyken (1672-1708), verscheen in 1696 in Amsterdam bij Timotheus ten Hoorn.
Van deze editie verschenen nog een aantal vrijwel ongewijzigde herdrukken.
Na de laatste druk van 1734, zou het ruim een eeuw duren voordat de Koran weer opnieuw in een Nederlandse editie verscheen.