Tot enkele eeuwen geleden werd het dagelijkse ritme van de mens bepaald door de op en ondergang van de zon. Gedurende het dagdeel werd er gewerkt terwijl het nachtdeel besteedt werd aan rust, ontspanning, bespiegeling en slaap.
Het uur van de dag werd bepaald uit de stand van de zon terwijl men zich savonds naar de maan of de sterren richtte. Bij een bewolkte hemel was er natuurlijk niets te zien en men nam toevlucht tot andere hulpmiddelen zoals uurwerken (aanvankelijk wateruurwerken en later mechanische klokken). Alhoewel ons dagelijks leven nu inmiddels door uiterst precieze atoomklokken wordt bepaald is de invloed van de zon in onze tijdrekening nog steeds alom aanwezig.
De Babyloniërs verdeelden de dag en de nacht elk in drie dag en nachtwaken, die dus elk met vier van onze uren gelijk waren. Als de tijd wat preciezer aangeduid moest worden verdeelde men deze waken in twee of vier perioden (net zoals wij onze uren in half uren en kwartieren verdelen). Indien nog grotere precisie was vereist, werd de dag of de nachtwake in zestig kleinere eenheden (UŠ) opgedeeld. Een UŠ komt overeen met de tijd waarin de hemelsfeer een booggraad doordraait (ofwel vier van onze minuten). Op haar beurt werd de UŠ weer onderverdeeld in zestig NINDAs (elk dus gelijk met vier van onze seconden). De Babylonische dag begon bij zonsondergang met de aanvang van de avond.
De oude Egyptenaren maakten voor hun uurtelling gebruik van een groep van 36 sterrenbeelden, decaansterrenbeelden genaamd, die in een band over de hemel verdeeld waren. De nachtelijke uren telde men af aan de hand van het rijzen van deze decaansterrenbeelden aan de oostelijke horizon. Overdag gebruikte men een zonnewijzer of een wateruurwerk. De Egyptische dag begon bij zonsopgang met de aanvang van de dag.
De Romeinen daarentegen verdeelden de dag en de nacht in vier delen elk, die dus met drie van onze uren gelijk waren. In tegenstelling tot de Babyloniërs en de Egyptenaren begon de Romeinse dag om middernacht.
De oorsprong van onze huidige 24-uurs indeling van de dag en de nacht is niet goed bekend. Volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotus van Halicarnassus (leefde ongeveer 484 tot ongeveer 425 v.Chr.) werd de 24-uurs dag al vóór de vijfde eeuw voor Christus door de Grieken van de Babyloniërs overgenomen. Andere bronnen wijzen erop dat dit pas in de eerste eeuw voor Christus in Egypte is ontstaan en dat zij haar oorsprong dankt aan de Oud-Egyptische indeling van 36 uren waarbij de uren die in de avond en ochtendschemering verloren gingen werden weggelaten. De 24-uurs indeling van de dag is van grote invloed geweest op de hedendaagse naamgeving van de dagen van de week die voor het eerst in de eerste eeuw voor Christus opduiken in het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied.
Indien het nodig was om het uur in kleinere onderdelen te verdelen maakte men gebruik van het Babylonische systeem van minuten en seconden waarin ook de graden in de cirkelverdeling werden onderverdeeld.