Voor het jaar 1940 werd de ingang en het einde van de zomertijd vastgesteld op respectievelijk 19 mei en 6 oktober (Staatsblad 1940/381). De Duitse inval van 10 mei kwam echter ruim een week voordat deze maatregel van kracht werd en in een decreet van het oppercommando van de Duitse bezettingstroepen op 15 mei door het ANP verspreidt (en afgedrukt in de ochtendkranten van 16 mei) werd gelast dat Nederland nog diezelfde nacht om middernacht naar de Middeneuropese Tijd (MET = UT + 1h) moest omschakelen. Dezelfde aankondiging bepaalde ook dat gelijktijdig de zomertijd inging het Grossdeutsches Reich voerde namelijk al sinds 1 april zomertijd (Deutsches Reichsgesetzblatt 1940, Teil I, 232-233) zodat alle uurwerken in feite 1 uur 40 minuten vooruit gezet moesten worden.
Oorspronkelijk zou de klok op 6 oktober van hetzelfde jaar weer teruggezet worden maar dit werd tot nader bericht uitgesteld (Deutsches Reichsgesetzblatt 1940, Teil I, 1322) en werd pas op 2 november 1942 herroepen (Deutsches Reichsgesetzblatt 1942, Teil I, 593-594), zodat Nederland toen voor bijna twee-en-een-half jaar ononderbroken zomertijd heeft gekend.
Ook in de daaropvolgende oorlogsjaren werd de zomertijdperiode door de Duitse bezetter opgelegd naar de regeling die voor alle Duitse gebiedsdelen gold (Deutsches Reichsgesetzblatt 1943, Teil I, 542 & 1944, Teil I, 198).
Jaar | Begin | Einde | Bron | Begin | Einde |
1940 | 16 mei 0h | | De Telegraaf
(16 mei 1940, p. 1 [ochtend ed.]) |
Eerste dag na
de capitulatie |
|
1941 | Zomertijd gedurende het gehele jaar door | ||||
1942 | | 2 nov 3h | De Telegraaf
(31 okt 1942, p. 1) |
| Eerste maandag
van november |
1943 | 29 mrt 2h | 4 okt 3h | De Telegraaf
(27 mrt 1943, p. 1 & 2 okt 1943, p. 1) |
Laatste maandag
van maart |
Eerste maandag
van oktober |
1944 | 3 apr 2h | 2 okt 3h | De Telegraaf
(1 apr 1944, p. 1 & 30 sep 1944, p. 1) |
Eerste maandag
van april |
|
1945 | 2 apr 2h | 16 sep 3h | Stb. 1945/F31 & F134 | Derde zondag
van september |
De aanvang van de zomertijdperiode vond in 1943 en 1944 plaats vóór de paasdagen en in 1945 op paasmaandag.
Tijdens de chaotische dagen rond de bevrijding van het zuidelijke deel van Nederland door geallieerde troepen in september 1944 werd door middel van lokale proclamaties van geallieerde bestuurders of de burgermeester de klok een uur teruggezet. Hiermee verkregen de bevrijdde gebieden dezelfde tijd als in Londen, waar men sinds het begin van de oorlog continu zomertijd (British Summer Time = UT + 1h) voerde waaraan in de zomermaanden nog eens een extra uur werd toegevoegd (British Double Summer Time = UT + 2h). Dit laatste werd in 1944 in de vroege ochtend van 17 september beëindigd.
Behalve voor een paar plaatsen (zie hieronder) zijn geen exacte gegevens over dag en uur bekend maar dit zal steeds gebeurd zijn zodra het lokale Duitsgezinde bestuur vervangen werd door een geallieerd bestuur. De data voor de onderstaande plaatsen zijn ontleend aan Diegenbach (ca. 1946), die hiervoor echter geen bronnen opgeeft.
Het bezette deel van Nederland ging op 2 oktober 1944 terug naar Middeneuropese Tijd en liep dus hiermee weer gelijk met de klokken in het bevrijdde deel. Omdat zowel Duitsland als het Verenigd Koninkrijk in 1945 de klok weer op dezelfde dag (2 april) vooruit zette, gebeurde dit in beide delen van Nederland ook op dezelfde dag, alleen heette het de Middeneuropese Zomertijd in de bezette delen en de Britse Dubbele Zomertijd in de bevrijdde delen. Alhoewel het Verenigd Koninkrijk de klok alweer een uur terugzette in de vroege ochtend van 15 juli, gebeurde dit in het inmiddels geheel bevrijdde Nederland, gelijk met Duitsland, pas in de vroege ochtend van 16 september. Volgens Diegenbach (ca. 1946) werd de klok in Zaltbommel al op 5 mei 1945 om 8 uur in de ochtend een uur teruggezet maar deze maatregel zal vermoedelijk alleen maar van korte duur zijn geweest.
Ruim een jaar na de bevrijding werd op 30 augustus 1946 wettelijk bepaald dat Nederland in verband met de heersende buitengewone omstandigheden tot nader order de door de voormalige bezetter opgelegde Middeneuropese Tijd aangehouden zou worden (Staatsblad 1946/G223). Alhoewel Duitsland nog tot 1949 een zomertijdregeling zou toepassen, werd deze in Nederland voor een onbepaalde periode opgeschort.
Ten gevolge van de omschakeling naar Middeneuropese Tijd vindt de meridiaandoorgang van de zon sinds mei 1940 altijd enige tijd na het middaguur plaats terwijl dit voorheen soms kort voor en soms kort na het middaguur was geweest. De bovenstaande diagram geldt voor Utrecht, elders in Nederland kunnen de tijdstippen hoogstens 10 minuten hiervan afwijken.
Gedurende de naoorlogse periode ijverde George van den Bergh (1890-1966), hoogleraar in de staatsrecht in Amsterdam en een liefhebber in de sterrenkunde, in verschillende geschriften voor de invoering van een tijdregeling waarbij het jaar in een aantal tijdvakken met verschillende daglengten werd ingedeeld. Viermaal per jaar diende de gang van alle uurwerken in Nederland via een kleine ingreep van een horlogemaker zodanig aangepast te worden dat zij gedurende 81 dagen twee minuten per dag achter liepen, daarna voor 32 dagen gelijk liepen, vervolgens voor 108 dagen anderhalve minuut per dag voor liepen en daarna voor 144 dagen (145 dagen tijdens een schrikkeljaar) weer gelijk liepen.
Hiermee zou de sprong van een uur vooruit en terug in de tijd bij het begin en het einde van de zomertijd vermeden kunnen worden terwijl het tijdstip van zonsopkomst nagenoeg onveranderd bleef (rond half zeven voor de breedtegraad van Amsterdam). Hiermee hoopte Van den Bergh ook het bezwaar van de boeren te ondervangen die al sinds het begin van de invoering van de zomertijd geklaagd hadden dat zij nog meer dan voorheen voor dag en dauw moesten opstaan en dat het tegen de natuurlijke ritme van mens en dier inging.
Periode | Verandering in
de daglengte |
Daglengte in
seconden (SI) |
Uiterste tijdstippen van
zonsopgang te Amsterdam |
Uiterste tijdstippen van
zonsondergang te Amsterdam |
10 maart t/m 29 mei | 1/720 | 86280 | 6:15 6:28 | 17:54 22:37 |
30 mei t/m 30 juni | 0 | 86400 | 6:21 6:27 | 22:53 23:06 |
1 juli t/m 16 oktober | +1/960 | 86490 | 6:15 6:30 | 17:01 22:52 |
17 oktober t/m 9 maart | 0 | 86400 | niet opgegeven | niet opgegeven |
In 1953 concludeerde een commissie die door de minister van binnenlandse zaken in het leven was geroepen om het voorstel van Van den Bergh nader te onderzoeken dat deze te onpraktisch was en dat Nederland zich niet langer een eigen tijd kon veroorloven die, indien het voorstel werd aangenomen, van dag tot dag een ander verschil met die van haar buurlanden zou hebben.
Van den Bergh liet zich hierdoor echter niet ontmoedigen en kwam in 1957 met een voorstel voor een soortgelijke tijdregeling voor geheel Europa. In zijn nieuwe voorstel, die hij de Euro-Klok noemde, zou het slechts twee maal per jaar (rond de winterzonnewende en de zomerzonnewende) nodig zijn om alle uurwerken zodanig aan te passen dat deze gedurende de helft van het jaar 50 seconden per dag achter liepen en gedurende de andere helft van het jaar 50 seconden per dag voor liepen. Om tijdsprongen met de buurlanden te vermijden was het wel wenselijk om deze regeling in geheel Europa, van Spanje tot Noorwegen en van Portugal tot het IJzeren Gordijn, in te voeren.
Periode | Verandering in
de daglengte |
Daglengte in
seconden (SI) |
Uiterste tijdstippen van
zonsopgang te Utrecht |
Uiterste tijdstippen van
zonsondergang te Utrecht |
21 december (0h) t/m 21 juni (12h) | 1/1728 | 86350 | 5:41 8:04 | 15:31 22:34 |
21 juni (12h) t/m 21 december (0h) | +1/1728 | 86450 | 5:47 7:47 | 15:30 22:36 |
Maar ook dit voorstel vond geen genade in de ogen van de deskundigen. Alhoewel het tweemaal jaarlijks vooruit en achteruit zetten van een uurwerk een relatief eenvoudig handeling was die weinig deskundigheid vereiste, was het tweemaal per jaar bijstellen van de gang van een uurwerk een veel ingewikkelder opdracht die alleen aan een horlogemaker toevertrouwd kon worden. Ten tweede leek het zeer onwaarschijnlijk dat men alle landen ten westen van het IJzeren Gordijn zou kunnen overhalen om hun tijdregeling op dezelfde manier aan te passen.
Pas in de zomer van 1958 werd in Nederland de voorlopige situatie die na de oorlog was ontstaan bij de wet bekrachtigd en werd de sinds mei 1940 in Nederland gehanteerde Middeneuropese Tijd officieel (Staatsblad 1958/352). Er was hierin echter geen regeling opgenomen die een eventuele herinvoering van de zomertijd in de toekomst mogelijk zou maken.