De Fransman Blaise Pascal (1623-1662) wordt meestal genoemd als de eerste die de 'digitale' rekenmachine heeft uitgevonden. Een machine die de uitkomst gaf in de vorm van cijfers.
 | Zijn beroemde rekendoos werkte volgens wat wij het kilometerprincipe noemen en bestond uit een register van acht kolommen. De meest rechtse kolom gaf de eenheden aan, de tweede de tientallen, enzovoorts. Het transport naar voorgaande posities bij overschrijding van het getal 9 geschiedde automatisch. Deze machine kon getallen optellen en na enkele veranderingen ook vermenigvuldigen. Pascal had hem oorspronkelijk gemaakt om zijn vader te helpen, die belasting-inner was. | Pascals 'Pascaline' |
Er zijn twee eerdere pogingen gedaan om een zo'n rekenmachine te maken en zijn pas 'recentelijk' ontdekt.
Eén is van Wilhelm Schickard die in 1623 een mechanische rekenmachine heeft uitgevonden. Blijkbaar zijn er slechts twee prototypes van gebouwd en waar ze zijn is onbekend (als ze überhaupt nog bestaan). Het enigste dat bekend is, is dat in 1950 brieven van Schickard zijn ontdekt en daarin stond alles wat we nu weten. Van schetsen in deze brieven was het mogelijk om het apparaat na te bouwen.
Een nog eerdere poging is gedaan door niemand minder dan Leonardo da Vinci (rond 1494). In 1967 zijn enkele aantekeningen van hem gevonden in het Nationale Museum van Spanje, waarin een omschrijving van een machine stond die gelijkenis vertoond met Pascals apparaat. Met behulp van de gevonden aantekeningen is een model van Da Vinci's rekenmachine gemaakt.
Veel ingewikkelder en veelzijdiger dan Pascals tafelrekenmachine was de volgende mijlpaal in de ontwikkelgeschiedenis van de mechanische rekenmachines: de staffelwalscalculator van de Duitse wiskundige Gottfried Wilhelm von Leibniz (1646-1716). In 1671 begon Leibniz met het uitwerken van het idee om vermenigvuldigingen en delingen automatisch uit te voeren volgens het proces van herhaalde optellingen en herhaalde aftrekkingen. Het staffelwalsprincipe werkt als volgt: een wieltje aan de rechterkant registreert een getal tussen de 0 en de 9. Om een getal hierbij op te tellen zet je de schuif op dit getal en draai je de trommel een keer rond. Het aantal tandjes op de trommel is gelijk aan het gekozen getal. Daarom telt het wieltje aan de rechterkant precies dat getal er bij op.
|  | Pas na het oplossen van enkele puur mechanische problemen, lukte het hem om de machine in 1694 te introduceren. Behalve de vier rekenkundige basisfuncties kon de machine van Leibniz ook machtsverheffen en worteltrekken.
Hoewel deze machine onbetrouwbaar werkte, heeft Leibniz' staffelwalsprincipe nog lang model gestaan voor latere mechanische rekenmachines, die in serieproduktie zijn vervaardigd.
Ook het binaire (tweetallig) stelsel is door Leibniz ontwikkeld en in een brief beschrijft hij het als een bruikbaar systeem, waarbij hij aantekent dat hij ". . .er in de toekomst grote mogelijkheden voor weggelegd ziet." Hij moest eens weten.
Het binaire systeem is later verder uitgewerkt door de Schotse wiskundige George Boole, die een binaire logica ontwikkelde. Die zogenaamde boolese algebra ligt ten grondslag aan de logische computercircuits van nu.

|